Praatjesmaker op bezoek bij beeldend kunstenaar Gerhard Lentink

21 september 2022 • 11:30 door Ferry Visser
Praatjesmaker op bezoek bij beeldend kunstenaar Gerhard Lentink

DORDRECHT - In deze terugkerende rubriek gaat onze praatjesmaker Ferry op bezoek bij Dordtenaren. Dit keer maakt hij een praatje met beeldend kunstenaar Gerhard Lentink. Al 40 jaar in het ´vak´ en voor mij de man die met zijn Choëphore-project (‘Hanneken van Dordt’) een plek verdient aan de waterkant van onze oude stad.
In januari van dit jaar wijdde ik er ook een artikel over:
‘Hanneke, kom a.u.b. snel!’ . Kortom: 'Het werd tijd voor een praatje' met deze kunstenaar.

Ook Gerhard is geen ‘Jantje van Leiden’ en nam ruimschoots de tijd om de vele vragen te beantwoorden. De meeste foto’s maakte ik tijdens Monumentendag in zijn atelier.

In het fotoalbum onderaan kun u meegenieten van zijn bijzondere werken.De tekst gaat onder de foto's verder


Je bent in Deventer geboren. Wanneer en waarom kwam je naar Dordrecht?
Ik ben van 1956. Tijdens het laatste jaar van mijn studie aan de kunstacademie Sint Joost, Breda, ontmoette ik mijn eerste grote (maar kortstondige) liefde, Karian. Na het eindexamen (1980) heb ik het daaropvolgende jaar negen maanden gereisd: met een bevriende fotograaf Reinout van den Bergh per besteleend door de Sahara van Tunis naar Bamako in Mali. Daar scheidden onze wegen; Reinout ging bij enkele ontwikkelingsprojecten fotograferen en ik ging per openbaar vervoer het land verkennen en leerde de belangrijkste taal (Bambara). Enkele maanden later kwam Karian over. Terug in Nederland ging zij een verpleegkundige-opleiding volgen aan het RKZ in het centrum van Dordrecht en ik ben haar gevolgd. We vonden in januari ’82 een woning met atelierruimte aan de Voorstraat. Dordrecht leek wel een beetje op Deventer: beide zijn provinciesteden met een menselijke maat, gelegen aan een grote rivier. Deventer is een paar eeuwen ouder en bezit – in tegenstelling met Dordrecht – nog een volkomen intact middeleeuws stratenplan.

Voor een beginnend kunstenaar was Dordrecht een geschikte stad, het PvdA-stadsbestuur kende een atelierbeleid en er waren bescheiden aanvullende subsidies. In de Beeldende Kunstenaars Regeling, de BKR, heb ik nooit heil gezien: dat was te mooi! Bovendien stond het bij velen in een kwaad daglicht vanwege misbruikverhalen. Daarbij kwam dat heel veel BKR-werk in depots verdween, daar maakte ik mijn werk niet voor.

Het milde kunstenaarsklimaat van de stad wortelt natuurlijk in de 17de eeuw en werd geprolongeerd door de oprichting van Teekengenootschap Pictura in 1774. Na de oorlog was er weer een opleving doordat jonge kunstenaars uit het gebombardeerde Rotterdam hun heil zochten in Dordrecht. Het staartje van die bloeiperiode heb ik nog net meegemaakt.

In welke Dordtse wijk woon je? 
Met Leintje, mijn lief sinds ’88, woon ik aan de Wijnstraat achter een typisch Dordts trapgeveltje uit het begin van de 17de eeuw (‘Den Harp’). Mijn atelier ligt op dertig meter afstand aan de overkant van de straat. Het is een voormalige gymzaal in de in 1906 gebouwde Rooms Katholieke Jongensschool. Het atelier betrok ik in 1990. Dat jaar werd mij juist de Ary Schefferprijs toegekend. Met dat geldbedrag kon ik de ruimte optimaal inrichten als een goed functionerend atelier, met hijsinrichting, dubbele toegangsdeuren en houtbewerkingsmachines.


​Na ruim dertig jaar ben ik nog steeds ongelooflijk content met deze werkplaats met haar fantastische hoogte van viereneenkwart meter. De ligging midden in het centrum van de oude stad beantwoordt aan het ideaal om ‘tussen de mensen’ te werken. De werkplaats moet toegankelijk zijn, onderdeel van het stedelijk leven. Dat ideaal is inmiddels niet meer van deze tijd. De oude stadscentra zijn steeds minder het domein van de werkende mens geworden, ze worden steeds meer gedomineerd door de horeca (waar door het personeel natuurlijk wel weer hard gewerkt wordt). De ‘verpretparking’ van de oude steden vind ik een zorgelijke ontwikkeling.

Die toegankelijkheid van mijn atelier wordt elke september weer bevestigd tijdens het Open Monumentenweekend: ieder jaar weer weten tussen de 350 en 700 mensen de weg naar mijn atelier te vinden.  

Hoe laat begin je meestal met je werk?
Tussen acht en negen uur ‘s ochtends.

Ben je ook iemand van de regelmaat als het om eten gaat? (met andere woorden: kun je je werk ineens stoppen? b.v. ontbijt, lunch, avondeten steeds op dezelfde tijden)
Omdat ik lange werkdagen maak (elf uur per dag), is een strakke werkindeling een vereiste. In mijn meest recente nieuwsbrief * schreef ik: “Zoals de monnik zijn dag indeelt met metten, lauden, sext, noon, vespers en completen, zo deel ik globaal mijn werkdag in, in vier intervallen van elk tweeënhalf uur en een laatste van één uur: ontbijt – koffie – lunch/dutje – ‘zesuurtje’ – avondmaal – leesuur.”

Deze digitale nieuwsbrief verschijnt een tot tweemaal per jaar. Belangstellenden kunnen zich aanmelden via gerhardlentink@gmail.com


Sommige mensen moeten bij hun werk altijd muziek horen. Heb je dit ook?
In het derde jaar van mijn studie in Breda kreeg ik van mijn huisgenoot de oude radio van zijn ouders. Sindsdien heb ik altijd gewerkt met Hilversum 4 (later: Radio 4) op de achtergrond. Al op de middelbare school (het Baudartius College in Zutphen) had ik heel weinig affiniteit met popmuziek, ik vond het over het algemeen ‘bozige herrie’, alleen liedjes van de troubadours van de jaren zestig en zeventig: Bob Dylan, Randy Newman, Boudewijn de Groot, Simon en Garfunkel kon ik waarderen. De klassieke muziek opende in haar enorme variëteit daarentegen een geweldig perspectief naar het onnoembare, naar een transcendente waarheid. Als achttienjarige woonde ik een kille herfst en winter in een tuinhuisje in Amsterdam, ik werkte er in fabrieken om mijn ‘Grand Tour’, vier maanden liftend naar – en door Griekenland en Italië, te financieren. Daar, in de Stadsschouwburg bezocht ik frequent balletvoorstellingen; zo hoorde ik onder meer Le sacre du printemps van Igor Stravinsky: een verpletterende ervaring!

Sindsdien is de klassieke muziek van Hildegard von Bingen, via de Vlaamse polyfonisten en Monteverdi, de ‘kanonnen’ Bach, Mozart en Beethoven tot en met Debussy, Ravel en Poulenc en andere 20ste-eeuwers niet meer weg te denken uit mijn leven. Muziek is voor mij onbetwistbaar in haar abstractie en zeggingskracht de meest verhevene van de kunsten. Het is een levensvoorwaarde als ademen en voedsel. Ik vond het geen straf dat Leintje kort nadat ik haar leerde kennen, koos voor een opleiding tot – en een loopbaan van klassiek sopraan. Het is een mooie combinatie van uitersten: waar zij moest ‘pieken’ in een uur, mag ik me een jaar (of meer) bezighouden met de totstandkoming van een beeld.  Les extrèmes se touchent!

Dordrecht heeft best veel (stand)beelden. Welk beeld kan jou bekoren?
Het oorlogs- en bevrijdingsmonument De Levensboom (1952) van Hans Petri in Park Merwestein. Hans Petri (1919-1996) was – evenals Toos Neger en Philip Kouwen – een van de kunstenaars die na de oorlog Rotterdam verruilden voor Dordrecht. Zowel het beeld als het Merwesteinpark behoren tot mijn favorieten. Het beeld appelleert in haar ongecompliceerde levensblije uitstraling aan mijn eerste levensjaren in de laatste fase van de wederopbouwtijd. Het is de tijd van de onbegrensdheid van het kinderperspectief. Er zijn geen barrières, alles is mogelijk, alles is interessant en waard om onderzocht te worden en prikkelt de fantasie. Het beschutte geluk zonder oorlog en zonder dood, veilig, een eindeloze zomer. 

Pas heel laat kwam ik erachter dat Hans Petri de oom was van mijn middelbareschoolvriendinnetje Lietje. Ik kwam graag bij haar thuis in het houten huis aan de bosrand in Warnsveld. Haar broer was vernoemd naar zijn oom en nog legde ik heel lang niet de link! Vlak voor zijn dood heb ik Hans Petri en zijn vrouw nog bezocht in hun boerderij in Echteld.    

Ik denk dat jouw werk ook je hobby is (of eerder andersom). Heb je ook tijd voor een andere hobby?
Ik vind ‘hobby’ een raar onaantrekkelijk woord. Het kan in mijn beleving geassocieerd worden met ‘tijdverdrijf’. Ik heb geen hobby’s; ik wil de tijd helemaal niet verdrijven, ik wil hem vullen, benutten! Bijna al mijn bezigheden zijn met elkaar verweven. Ze staan in het teken van de verwondering en de nieuwsgierigheid naar de ‘condition humaine’. Dat betekent dat ik graag reis (bij voorkeur te voet), geïnteresseerd ben in de (kunst)geschiedenis en dat ik veel lees. Het verklaart mijn belangstelling voor het fenomeen religie, voor mythologie en muziek. Naast deze ‘consumptieve’ bezigheden staat mijn werkzaamheid als beeldend kunstenaar als een actieve ‘productieve’ reactie en verwerking van dit alles. Het maken van beelden is in wezen een religieuze daad: je zet de deur op een kier in een poging een glimp op te vangen van het wonder, van het onzegbare. 


Aan de Drechtoevers - behalve in Dordrecht - staan heel veel beelden. Het prachtige beeld van ‘jouw  Hanneken’ zou de kers op de taart zijn voor Dordrecht, maar helaas.
Heb je bewust die geweldige plek (op het puntje van Stadswerven) gekozen, zodat Dordrecht ook zijn beeld had aan de oevers?
Nee, zo is het niet gegaan. Bas den Hartog, voorzitter van de Stichting Beeldenpark Drechtoevers, was (in 2015) wél een van de eerste promotors van mijn voorstel om een monumentaal beeld op de punt van de Stadswerven te plaatsen. Hierdoor zouden de beelden op de Papendrechtse en Zwijndrechtse rivieroevers ‘beantwoord’ worden door een ‘grote zus’ op de Dordtse oever, waarmee de symbolische band tussen deze Drechtsteden gecompleteerd zou zijn.

Het ging anders, mijn voorstel heeft zijn oorsprong in de persoon van Hans Spigt, destijds cultuurwethouder van Dordrecht. In 2003 opperde hij het idee om het zeven meter hoge beeld Christophorus (opus 28), dat ik in opdracht van het Museum voor Moderne Kunst te Oostende gemaakt had voor een zomer-beeldententoonstelling langs de Belgische kust, na afloop aan te schaffen voor de Gemeente Dordrecht. Het beeld zou op de punt van de Stadswerven geplaatst moeten worden om de aandacht te vestigen op dit te ontwikkelen voormalige scheepswervengebied.

Ik voelde me vereerd met deze belangstelling, maar tegelijkertijd had ik mijn twijfels. Deze werden bevestigd toen ik een fotomontage maakte van het beeld in zijn nieuwe omgeving. De Christophorus bleek veel te klein voor deze locatie, wanneer een containerschip langs zou varen, zou het beeld compleet erachter verdwijnen. Niet veel later kreeg ik een telefoontje dat De Panne, de kustgemeente  waar het beeld geplaatst was, de Christophorus gekocht had. Het kon gewoon blijven staan!

Toch bleef het concept van een monumentaal beeld op de punt van de Stadswerven door mijn hoofd zweven. In 2011 onderzocht ik de optimale maat voor een sculptuur op de bewuste locatie: minimaal zouden het ensemble van sokkel en beeld 18 meter hoog moeten zijn. Met dit gegeven benaderde ik de Gemeente in de hoop dat deze mij een schetsontwerpopdracht zou verlenen. Ondanks aanvankelijk enthousiasme gebeurde dit niet, waarna ik uiteindelijk in maart 2019 (nadat ik een groot aantal beelden verkocht had aan Beeldengalerij Het Depot in Wageningen, én na voltooiing van een groot opdrachtwerk voor een kunstencentrum in Kaapstad) mijzelf een schetsopdracht gaf voor de realisering van een monumentaal beeld voor de Stadswerven. Dit werd het ontwerp voor het ruim 20 meter hoge beeld Choëphore (‘Hanneken van Dordt’, opus 42).  


Het schaalmodel van Hanneken (1:5) verhuisde o.a. naar de Grote Kerk, het Albert Schweitzer ziekenhuis en sinds kort staat het beeld in de centrale hal van het Zwijndrechtse Gemeentehuis. Waarom deze laatste verhuizing?
Nadat ik het definitieve ontwerp gereed had, begon ik in augustus 2019 met de vervaardiging van het aluminium 1:5 schaalmodel. In dit vier meter hoge model wilde ik alle vormproblematiek die verband hield met het voor mij nieuwe materiaal staal oplossen. Tegelijkertijd kon ik met dit model een heel adequaat beeld geven van het uiteindelijke beeld. Om de aandacht te vestigen op mijn voorstel aan de Gemeente besloten de door enthousiaste Dordtse burgers opgerichte (steun)Stichting Hanneken van Dordt en ikzelf dat na haar voltooiing (juni ’21) dit schaalmodel op zoveel mogelijk plaatsen in de regio te zien zou moeten zijn.

In het Zwijndrechtse Gemeentehuis wordt het beeld getoond in het kader van de tentoonstelling VOORUITZIEN ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Stichting Beeldenpark Drechtoevers. Het is een hernieuwd blijk van enthousiasme van deze stichting voor het Choëphore-project. Naast het Gemeentehuis bieden ook het Raadhuisplein en de tentoonstellingsruimte KunZt in het oude Raadhuis aan dit plein onderdak aan diverse werken van een dertigtal beeldhouwers.

Stel: De gemeente gaat binnenkort eindelijk akkoord met de definitieve plaatsing van ‘Hanneken van Dordt’.
Hoe lang denk je over het grote beeld van ‘Choëphore’ te gaan doen? (of wordt deze megaklus uitbesteed.)
Los van het vergunningentraject, de vervaardiging van een (gecomputeriseerd) 3D-model, de statische berekeningen e.d. zal bij een simultane realisering van de betonnen sokkel en het stalen beeld het uitvoeringsproces binnen een jaar voltooid kunnen zijn.

De klussen worden uitgevoerd door externe bedrijven in de regio: respectievelijk een heibedrijf, een aannemer in de weg- en waterbouw, een staalconstructiebedrijf en een verzinkerij. Vanzelfsprekend houd ik de supervisie, daarbij zorg ik zelf voor de bekleding met iroko planken van de schaal. Deze heeft een doorsnee van 444 cm. 

Je bent een Nederlandse beeldhouwer en omgevingskunstenaar. Horen deze ‘ambachten’ bij elkaar?
Jazeker, mijn lange dagen in het atelier gedurende lange perioden roepen als vanzelf de behoefte op om ‘lekker buiten te gaan spelen’. Die landschapsprojecten (meestal uitgevoerd in de periferie van Europa) bereid ik met dezelfde nauwkeurigheid voor als de beelden. Maar – en dat maakt het extra aantrekkelijk – er blijft een element van onvoorspelbaarheid die noopt tot improviseren. Ook het meerjarige Viaggio Meridionale-project reken ik tot de landschapsprojecten. Het behelst een uitgebreid gedocumenteerde voettocht diagonaal door heel Europa in vier afleveringen. Deze voetreis volgt het traject Duncansby Head (noordelijkste punt van Schotland) via Dordrecht, Zürich, Rome, Syracuse, Potenza, Albanië, Athene, Chios naar Istanbul. Drie van de vier tochten zijn inmiddels afgelegd, al dan niet samen met Leintje; in 2001: Dordrecht-Rome, in 2008: Rome-Potenza-Syracuse en in 2015 (solo): Potenza-Athene-Istanbul. Over die laatste tocht verscheen het boek Byzantijnse voetreis, een met foto’s geïllustreerd verslag (495 pag.) in dertien geannoteerde brieven aan het thuisfront. Het laatste deel van dit project stond gepland voor de lente van dit jaar, maar vanwege corona stellen we dit uit tot nader datum. (De 227 geselecteerde zwart-witfoto’s van het Dordrecht-Rome traject werden in Museum Het Markiezenhof, Bergen op Zoom, en in het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome tentoongesteld.)      


Fotografie hoorde eigenlijk ook wel bij je beroep. Met welke camera werk je?
In de analoge periode heb ik gewerkt met een Nikon en later, als reiscamera, een Leica. Momenteel gebruik ik een compact cameraatje van Panasonic.

De fotograaf Piet Krijger heeft de afgelopen jaren mijn werk uitgebreid gefotografeerd en ook reportages gemaakt van het atelierwerk. Fokko van der Straaten heeft met zijn filmcamera intensief de vervaardiging van het aluminium 1:5 schaalmodel van ‘Hanneken’ gevolgd, met als resultaat de documentaire Een beeld voor de Stadswerven (84 minuten) die een aantal keren uitgezonden werd door RtvDordrecht.

Bij de landschapsprojecten in Scandinavië, Spanje, Frankrijk en op IJsland heb ik samengewerkt met de fotografen Gertjan Evenhuis en Reinout van den Bergh.

Zijn beeldhouwers eenlingen?
Op de academie was er een duidelijk onderscheid tussen de schilders en de beeldhouwers. De schilders waren ras-individualisten de beeldhouwers waren wat socialer: je hebt elkaar immers nodig bij het tillen, verplaatsen enz. van het werk. In deze tijd heb ik veel (beroemde) collega’s die meerdere werknemers in dienst hebben. Iemand als Antony Gormley stuurt zelfs een hele fabriek aan! Ik moet er niet aan denken. Voor mij is het beeldhouwersvak onlosmakelijk verbonden met traagheid, stilte en contemplatie. Er hebben zich wel mensen gemeld die zelfs pro deo voor mij wilden werken. Ik heb dat altijd afgehouden, de eenzaamheid van het atelier is mij heel dierbaar. Bovendien valt het niet mee om van een ander de precisie en nauwgezetheid te verlangen die ik van mijzelf vraag.

(Alleen tijdens het vervaardigen van het schaalmodel kreeg ik gedurende een periode assistentie van een bevriende buurtgenoot.)  

Leg je jezelf een druk op qua tijd voor een project?
Nee nooit, ook in opdrachtsituaties maak ik meteen de opdrachtgever duidelijk dat hij erop vertrouwen kan dat ik voortdurend hard zal werken aan het te realiseren werk, maar dat er niet sprake kan zijn van een deadline. Dat gaat altijd gepaard met de uitnodiging om, zo vaak als hij of zij dat wil, langs te komen in het atelier om het maakproces te volgen.  Dat sluit natuurlijk niet uit dat ik mijzelf doelen stel. Niet lang na mijn start in Dordrecht stelde ik mijzelf als doel om ten minste zoveel (monumentale) beelden te maken als het destijds aan Johannes Vermeer toegeschreven aantal schilderijen: vijfenveertig. Het werkte als een kloostergelofte die richting geeft aan de juist intredende novice: momenteel werk ik aan Opus 43.

Sommigen van jouw kunstwerken zijn te bewonderen in het buitenland. Reis je altijd met je beelden/creaties mee?
Als het maar even kan, reis ik met het werk mee. Alleen al uit praktische overweging: bij een transport wil ik zowel bij het inladen als bij het uitladen aanwezig zijn. Dus meestal rij ik mee in de cabine van de vrachtwagen (ik bezit geen rijbewijs). In het geval van het verschepen van een werk, zoals dat gebeurde naar New York (2001) en naar Kaapstad (2018) werd ik uitgenodigd het beeld na te vliegen, zodat ik zelf ook het ontkratten van het werk en de installatie met de nodige assistentie zelf kon uitvoeren.

In New York arriveerde ik kort voor de aanslag op de Twin Towers. Op een van de torens heb ik nog gestaan om van het uitzicht op Manhattan te genieten. Een jaar later bij het terugtransport keek ik in het gapend gat van Ground Zero. Sindsdien houdt de angst de wereld in een uiterst contra-productieve wurggreep.

Werk je ook samen met andere beeldhouwers?
Op de Sint Joostacademie leerde ik in 1978 vriend en collega Gertjan Evenhuis kennen, hij volgde daar de opleiding fotografie. Daarna heeft hij zich geëvolueerd tot monumentaal beeldhouwer in graniet. Vanaf onze studententijd hebben we talloze keren samengewerkt en geassisteerd bij de opbouw en afbraak van elkaars tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Samen hebben we in 1995 ook het Viaggio Settentrionale-project gerealiseerd in Noord-Scandinavië op eenentwintig locaties ‘boven’ de poolcirkel. Ook hebben we wel geprobeerd museumdirecteuren en opdrachtgevers te interesseren voor elkaars werk. Maar dat had maar heel sporadisch succes.

Als beeldend kunstenaar kijk je waarschijnlijk anders tegen gebouwen aan. Welk(e) gebouw(en) zou jij het liefst in Dordrecht zien verdwijnen?
Oef! Dat is een moeilijke vraag. Toch moet ik nu meteen aan het kolossale appartementencomplex aan de Buiten Walevest denken. Met haar afmetingen (65 x 46 m) wedijvert dit monstrum met de maatvoering van de nabijgelegen Grote Kerk. Het gebouw doorbreekt daarmee op brute wijze de fijnmazige geleding van de middeleeuwse stad, waarbij de zadeldakhuizen zich – als kuikens om de moederkloek – organisch groeperen rond de Grote Kerk als spirituele en architectonische spil in het geheel.

Ik gun de bewoners van dit complex van harte hun riante comfort en uitzicht, maar de liefdeloosheid waarmee de projectontwikkelaar met een dergelijke monstruositeit het karakter van de historische stadskern mag vernielen vind ik tenhemelschreiend.  

Dordrecht organiseert best veel evenementen. Wat is het laatste grote evenement waar je geweest bent?
Ik ben niet dol op evenementen, al sinds mijn kindertijd vermijd ik mensenmassa’s. Ik ontmoet liever één op één mensen. Maar ik heb wel concerten en opera-uitvoeringen bijgewoond in het kader van het Belcantofestival (helaas ter ziele!) en het Bachfestival. Het laatste buitenevenement was op 11 juli de stadsopera Maria, keizerin van Dordt op het Grote Kerksplein.   

Waar word je blij van?
Van de aanblik van Leintjes schoenen onderaan de trap, van het wonderlijke uitbotten van een groen blaadje, van het gezang van een merel, van een meisjeslach, … en van tienduizend andere kleine, gewone dingen.  

Ik vermoed dat jouw vakantieland bij uitstek, Italië zal zijn. Klopt dit?
Statistisch gezien is dat misschien wel zo, maar ik hou van het gehele Mediterrane gebied. Op Lybië en Libanon na heb ik alle landen rond de Middellandse Zee min of meer intensief bereisd. Ik ben, naast mijn fascinatie voor de Klassieke Oudheid, zeker zo geïnteresseerd in de cultuur van de Islam en het Jodendom als in die van het Christendom. Kortom bij het betreden van de Mediterrane wereld voel je dat je de kern nadert van de bakermat van de Westerse beschaving. Daarbij houd ik erg van de menselijke warmte, de hartelijkheid en de gulle natuur die zo eigen is aan dit gebied.

Stel: Je wint bij de Vriendenloterij een miljoen. De helft geef je aan een goede doelen. Naar welk doel bijvoorbeeld?
War Child. Het oorlogskind belichaamt de schrijnendst mogelijke tegenstelling tussen onschuld en schuld. Het gewapend conflict vind ik per definitie getuigen van een inhumane barbaarsheid, van een uiterst verontrustend gebrek aan beschaving. Ik weet als overtuigd pacifist mij daar totaal geen raad mee.  De Rotterdamse dichteres Jana Beranová schreef ruim veertig jaar geleden al: “Als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden.”  Misschien is dat wel de essentie van beschaving: de bereidheid tot luisteren. De overtuiging dat iedereen een verhaal heeft dat het aanhoren waard is.

Een persoonlijk vraag. De ‘kleine Hanneken’ stond heel lang in de hal van het Albert Schweitzer ziekenhuis. Het beeld straalde zoveel rust uit, trok je aandacht en de offerschaal zorgde ervoor dat je ging nadenken over het offer dat al die mensen in het ziekenhuis gingen brengen.
Vind je het vreemd als ik zeg dat Hanneken daar had moeten blijven?

Nee.   


De laatste vraag is altijd een ‘uitsmijter’. Heb je die?
Dat is een inkoppertje, een wens: dat het Choëphore-beeld (‘Hanneken van Dordt’) binnen afzienbare tijd haar plaats inneemt op het water van het Wantij bij de Stadswerven. En dat het merendeel van de Dordtenaren en de bezoekers aan de stad content zijn met het beeld en haar ‘omarmen’ als een symbool voor de gastvrijheid van de stad die gedurende haar hele geschiedenis kon bloeien juist dankzij de uitwisseling met de handelaren, kunstenaars, theologen en andere bezoekers van ‘buiten de stad’.    

www.gerhardlentink.nl
www.hannekenvandordt.nl

Werken van Gerhard Lentink in de openbare ruimte zijn te vinden in: Alphen aan den Rijn, Den Haag, Dordrecht (3x), Leiden, Rijssen, Roosendaal, Utrecht, De Panne (B) en Saint-Setiers (F)

Werken in museale collecties:
Museum Beelden aan Zee, Den Haag
Beeldengalerij Het Depot, Wageningen (6x)
Museum de Fundatie, Zwolle
Kunstmuseum aan Zee, Oostende
Youngblood Art Centre, Kaapstad

Boeken van Gerhard Lentink:
Anatopen (2009)
Gerhard Lentink (teksten oeuvrecatalogus, 2013)
Byzantijnse voetreis / Een verslag in dertien brieven (2019)
Stad en Maagd / Stedenmaagden in de Lage Landen, oorsprong, iconografie en Europese context (2022)

Nawoord:
Na het bezoek aan het atelier stuurde ik vrienden een berichtje. Ook zij gingen een bezoek brengen. Zij Stuurden de bovenstaande foto door van Medusa. Eronder stond 'SPRAKELOOS'!


Foto’s Ferry Visser

Gerelateerde straten:
Meer over:
Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.