Regentesk of geuzenmentaliteit
In mijn laatste column maakte ik een opmerking over regenten waarop mijn collega uit Ambacht reageerde. Juist het onderwerp waarover ik schreef had veel met regenten te maken. Het aparte van het begrip regenten komt veel voor in Nederland. Juist de tegenstanders van overheersing zijn vaak tegen regenten gericht. De Nederlandse vlag die pas zo een zeventig jaar rood wit blauw is, is daar een mooi voorbeeld van. De geuzenvlag is heel lang onze vlag geweest en geuzen waren toch opstandelingen vaak edelen die verarmd waren en daarom de strijd aangingen tegen de Spanjaarden. Arent VII van duivenvoorde was daar een voorbeeld van.
Geuzen werden ook aangeduid als armoedzaaiers of bedelaars. Dat was dan ook niet zo vreemd omdat de geuzen een samenraapsel was van alle maatschappelijke elementen van hoog tot laag. De tachtigjarige oorlog leidde uiteindelijk tot de Unie van Dordrecht in 1572. Waren het de Bourgondiërs die voor die periode als regenten de macht hadden (lees mijn vorige column) dan was het verzet tegen de Habsburgse dynastieën wel een duidelijk verzet tegen de regentenmentaliteit. Zij bevorderden de situatie waarin de stedelijke bestuurders, de regenten, een groter gezag over de stad en haar inwoners konden uitoefenen.
Van onderaf probeerden de regenten hun groep af te sluiten van de rest van de burgers. Alhoewel in sommige steden de gilden nog wel een stem hadden in de keuze van het stadsbestuur, waren ze in de meeste steden toch uitgesloten van inspraak. Zo bestond de vroedschap voornamelijk uit rijke handelaren en kooplieden. De vroedschap mocht ieder jaar een nominatie opmaken voor de functies van de burgemeesters en de schepenen. Deze functies werden voor een jaar bekleed door de leden van de families die ook voor het leven zitting hadden in de vroedschap. Daar men voor het leven werd benoemd, en de vroedschap zich door coöptatie aanvulde wisten de patriciërs hun stand in grote mate af te sluiten.
Deze afsluiting werd nog versterkt door middel van onderlinge huwelijken.
Werden de regenten van onderaf vrijwel niet in toom gehouden, dan was het opmerkelijk dat door de Nederlandse opstand tegen Spanje ook vrijwel iedere teugel van bovenaf kwam te vervallen. In 1581 werd de landsheer, Filips II, afgezworen en na nog wat mislukte experimenten met andere buitenlandse vorsten gaat de prille Republiek vanaf 1588 zonder landsheer door het leven.
Vanaf dan zijn de stedelijke regenten de baas in de Republiek. Wel ontstaan er in de loop van de zeventiende eeuw diverse conflicten met de stadhouder. De macht van de regenten was het grootst tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672).De Republiek ontwikkelt zich in de loop van de zeventiende eeuw tot een van de rijkste en machtigste naties van Europa.
Aan de basis van deze macht staan de regenten, die ondanks al die welvaart toch veel van haar burgerlijke waarden bleven behouden. Aan die basis staat dan ook een schepen van Dordrecht die ook schout van Zwijndrecht was namelijk Adriaan Adriaenszoon van Blijenburg. Hij was de zoon van Adriaenszoon van Blijenburgh en Clara Bogaert. Hij studeerde in Genève, waar hij het Calvinisme leerde kennen, en in zijn vaderstad teruggekeerd, deed hij zich kennen als een vijand van gewetensdwang en een voorstander van vrijheid.
Hoewel hij het schoutambt van Dordrecht weigerde, was hij toch schepen in 1560-1565, en had als oud-schepen daarna zitting in de oud-raad. In 1572 was hij in het geheim met Willem van Oranje in briefwisseling omtrent de mogelijke overgang van Dordrecht naar de zijde van de opstand. Dit bleek in de vergadering van de oud-raad op 25 Juni 1572 (zie ook Inname van Dordrecht, waar gesproken werd, wat te doen met de eisen van de voor de stad gekomen Watergeuzen onder Bartholt Entens van Mentheda . Hij verbaasde toen de stadsraad met de ontvangen brieven, en toen deze aarzelde partij te kiezen, begaf van Blijenburgh zich aan boord om met de Geuzen te onderhandelen.
Weldra trokken deze de stad binnen en de omwenteling was zonder bloedvergieten volbracht. Kort daarop woonde hij de Eerste vrije Statenvergadering te Dordrecht in de Heelhaeksdoel’ bij en regelde in 1577 met de Prins, bij wie hij in hoge achting stond, het verdrag met Haarlem. In de nieuwe stand van zaken werd hij in 1572 van kort daarop schepen tot burgemeester van Dordrecht, van 1572 tot 1574, en weer schepen in 1577-78, 1581.
De familie van Beveren was in die periode dan ook belangrijk en leverde vele burgemeesters die de regio bestuurden. Juist hierin zie je vaak het regenteske terugkomen. Toch is de geschiedenis interessant want wat leert men er van. In de jaren zestig kreeg de uitdrukking regent een verdere uitleg. Want iedereen die meedeed in het systeem was regent. Zodra je onderhandelaar was namens een vrijgemaakte groep was je een regent.
Regentesk is dus een uitdrukking geworden waarin veel zaken geregeld worden in achterkamers of waarin besloten vriendengroepen en veelal kerkelijke organisaties en partijen onderling zaken regelen. Daarin zit voor mij het regenteske dat ik vaker in de geschiedenis van deze regio terug zie komen gestaafd door allerlei historische documenten. Gebruik makend van deze documenten probeer ik dan te laten zien dat het regenteske wel degelijk aanwezig is maar ontkent wordt ten faveure van eigen waarheden.
Daarom heb ik ook de historie van de strijd tegen de Spanjaarden nog eens naar voren gebracht zodat wij er van kunnen leren. Veelal hebben we kleinburgerlijk vaak de behoefte niet te leren van de geschiedenis en beschermen we ons eigen plekje en vergeten dat we een deel van de aarde zijn. Dat vindt ik dan ook het mooie van de geschiedenis van de Zwijndrechtse waard die een oude zeebodem is waarop door de eeuwen heen vissers jagers en ambachtslieden zijn komen wonen. Pas toen men zich ging ontwikkelen zijn daar de regenten uit tevoorschijn gekomen.
Ik heb wel wat met de oude geuzenvlag oranje wit blauw en de Bataafse republiek want toen werd er een einde gemaakt aan de ongebreidelde heerschappij van de regentenklasse. De vrijheid van de geuzen en de macht aan het volk. Bij de laatste verkiezingen hebben in Zwijndrecht de geuzen gewonnen en heeft het volk daarmee gesproken. Als onderhandelingen niet in achterkamertjes worden gedaan maar in de openbaarheid is er niet sprake van regentesk gedrag. In Zwijndrecht was alles openbaar behalve waar het over personen ging. In Ambacht was alles besloten en dat wordt door veel mensen benoemd als regentesk. Wie de democratie dient vervalt niet in oligarchie is de enige opmerking die ik hier nog kan maken. Onze geschiedenis en zeker in deze regio kent een hoog vrijheidsideaal maar heeft een aparte omslag gemaakt waarin regenten niet direct meer bestuurders zijn maar ambtenaren die van alles onderling regelen.