Zwijndrecht waterstad

26 april 2009 door Willem Schneider

 

Zwijndrecht is een echte waterstad. En bij het begrip stad begint bij velen een tenenkrommend gevoel. Zwijndrecht is een dorp aan de rivier! Maar zeggen anderen vormt een stad aan het water met zijn omliggende  gemeenten, dus stad. Met de opera Waterman zie je daar dan een nog mooiere binding in. Waterman is het verhaal geschreven door Arthur van Schendel die Stoffel Muller de Zwijndrechtse Nieuwlichter als voorbeeld heeft genomen. De Zwijndrechtse nieuwlichters vestigden zich aan het water op werf Welgelegen niet ver van waar de huidige watertoren staat. De opera wordt uitgevoerd in het Energiehuis op een oever door het toneelgezelschap Hollands diep die al eerder op de Zwijndrechtse oever de opera Achnaton uitvoerde. Water en nog eens water vormt de verbinding. En dat is niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk. Vanaf dat gebied waar de oude Dordtse watertoren staat gaat de waterleiding lopen van Dordrecht naar Zwijndrecht om deze van zacht water te voorzien. En waar landt deze dan aan in Zwijndrecht? Uiteraard bij de Watertoren in Zwijndrecht eigenlijk het gebied van de Zwijndrechtse Nieuwlichters.

De watertoren en het waterleidingbedrijf vormen dan ook dit keer de insteek van deze column.  Zonder water blijft geen cultuur bestaan en natuurlijk zoals wij historisch weten met teveel water kunnen we allemaal vergaan. Zwijndrecht haalt van origine zijn water uit de rivier zoals zoveel gemeenten aan het water deden.  Door het besluit van de gemeenteraad dat er een waterleidingbedrijf moest komen voor de inwoners  eind 1800 werd er een start gemaakt voor het  vormen van een gemeentelijk waterbedrijf. De plek die daarvoor werd gekozen, de Hermitage, naast de molen welgelegen. Door een wonderlijke constructie verkocht Burgemeester de Bruïne de grond van de Hermitage aan de gemeente en werd er via een specifieke constructie een overeenkomst gemaakt rond het windrecht van de molen Welgelegen. Dat moest wel want een watertoren zou heel veel wind wegnemen van de molen. De eigenaar van de molen was wethouder Vliegenthart. Dat betekende dat er bij de bouw van de watertoren geen enkel probleem was omdat het college van B & W de partij waren die hooguit tegen zichzelf bezwaar kon maken of een rechtszaak zou moeten aanspannen. Dit gebeurde uiteraard niet.

In 1897 werd de watertoren in gebruik genomen. Daarmee konden de Zwijndrechtenaren schoon water in huis krijgen en uiteraard moest daarvoor een tarief betaald worden en aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Tarieven werden ook niet per jaar of maand vastgesteld maar per week. Wie twee vertrekken had betaalde 10 centen per week en voor ieder vertrek meer 5 centen, Hollandse centen wel te verstaan. Er zat wel een maximum aan zodat iemand met meer dan vijf vertrekken nooit meer betaalde  dan 50 cent. Wie echter een modern huis had met een badtoestel of een watercloset betaalde daarvoor 10 cent per toestel meer. Het was een tijd waarin het niet gek was dat het toilet opgehaald en geleegd werd als een vuilnisemmer. Ook hier gold dat wie meerdere toiletten of badkamertoestellen had nooit meer betaalde dan 80 cent per week.

De hoogte van de tariefstelling leidde al gauw tot allerlei discussies. Wie zich niet aan de voorwaarden hield werd dan geconfronteerd met een watermeter. Dat werd dan vaak ook niet gewaardeerd. Bij de verzending van de aanslagen regende het dan ook bezwaarschriften die meestal ongegrond werden verklaard. Alleen bij defecten aan de watermeter of een lekkende leiding werd het bezwaar gerond verklaard. Als er echter een watermeter geplaatst was dan kwam men er niet van af maar ook grote gezinnen hoorden tot de verplichte groep van watermeter bezitters. Het water uit de rivier kwam via bezinkbakken tot zuivering en dat was voor de capaciteit van toen een goede oplossing. Het water werd omhoog gepompt in het waterreservoir dat op zijn laagste punt 25.7 meter hoog was en maximaal 31 meter. Die hoogte was voldoende voor de eerste tijd om het water door de leidingen van Zwijndrecht te laten stromen. In 1899 werd H I Ambacht op het leidingnet aangesloten om in 1903 een meer volledige net in bedrijf te nemen. Dan worden er 529 woningen in Ambacht en 1053 in Zwijndrecht bediend. Dat resulteert al snel door de aansluiting van de industrie tot een drukverlies waardoor er bij Jonker en Stans een hulpreservoir wordt geplaatst om de druk op peil te houden.

In 1910 bouwt Ambacht zijn eigen watertoren en dan wordt het hulpreservoir in 1912 verplaatst naar Groote lindt
Vooral het watermisbruik is een groot probleem, en dat leidt in 1908 al tot een advertentie waarin watermisbruik aan de orde komt. Vooral de tekst die luidt; Tot ons leedwezen  zijn wij tot de wetenschap gekomen dat in de laatsten tijd zoo groot waterverlies  plaats heeft, dat de burgerij nu en dan geen voldoende toevoer heeft voor huiselijk gebruik, is prachtig voor de huidige tijd. Het waren de veehouders die het water gebruikten om hun melk te koelen door de kraan open te laten staan. In de advertentie wordt nogmaals gewezen op de plaatsing van watermeters als maatregel. Betaald nu iedereen tegenwoordig naar gebruik was het in die tijd dus wel wat anders geregeld.

Eigenaren van panden  werden dan ook hoorndol van de aanslag per closet en probeerden zelfs via de advocaat aan de regel te ontsnappen. De rechtbank in Dordrecht komt er aan te pas om te oordelen hoe dit geregeld moet worden. Deze oordeelt dat het type toilet onder de aanslag norm valt. Toch blijft water een artikel in Zwijndrecht met een enorm verbruik. In mei 1933 stuurt de gemeente de aangeslotenen een brief waarin ze ingaan op het enorme waterverbruik meer als in welke gemeente dan ook. In 1931 verbruikte de huishoudens gemiddeld 209 m3 terwijl dat in 1932 al 233m3 was geworden. In vergelijking met de 152 andere waterleidingbedrijven waar gemiddeld 60 liter per dag gebruikt werd was in Zwijndrecht al  143 liter, in 1932 was dat 136 liter en in 1931 nog 126 liter. Een zeer duidelijk verschil dus. Daarom werd er gewezen dat misbruik gestraft werd en er bijvoorbeeld geen sloten doorgespoeld mochten worden, of groenten te wassen met een lopende kraan of het water te gebruiken om tuinen te sproeien tenzij men een speciaal contract had afgesloten. Een strenge controle en directe handhaving wordt afgekondigd waarbij de woning afgesloten dreigt te worden en er zelfs boetes worden uitgevaardigd bij heraansluiting. 2 gulden voor de eerste keer en bij een volgende overtreding zelfs 5 gulden. Het gemeentebestuur denkt hiermee voldoende maatregelen getroffen te hebben om misbruik van water tegen te gaan en dat daarna geen verdere strafmaatregelen nodig zijn. Ook al in 1920 is de hoeveelheid water  die benodigd is dusdanig dat er een andere reinigingsmethode nodig is. De gemeente dient volgens rijksmaatregelen de filteringmethode aan te passen.  Een echte aanpassing naar die regels moet nog gedaan worden nadat gebleken is in 1938 dat alle maatregelen niet zijn uitgevoerd conform de eerdere aanbevelingen. Ook toen liep Zwijndrecht dus niet voorop met de beste waterkwaliteit.

In 1920 was er ook nog de prognose dat er 30 jaar later een verbruik zou zijn van 100 liter per hoofd van de bevolking, dat was een misrekening want dat werd  gemiddeld 169 liter en daarmee bleef Zwijndrecht uitsteken boven alle andere gemeenten, hierin was overigens wel de industrie opgenomen. Zwijndrecht behoorde met Rotterdam, Dordrecht, Amsterdam wel tot de gemeenten zonder watermeter. Plaatsen als Den Haag Ridderkerk of Barendrecht hadden die wel en verbruikten gemiddeld 1/3 van het Zwijndrechtse verbruik. In 1954 gaat Zwijndrecht over van Rivierwater naar opgepompt bronwater met acht putten nog wel liefst. De kwaliteit van water in Zwijndrecht is een discussie die al heel lang gevoerd wordt, met de overgang naar putten blijft de smaak achter en wordt er door de jaren heen gediscussieerd of er actieve koolstof toegevoegd moet worden en later Fluor. De gemeenteraad besluit de fluoridering toe te staan, maar er is een ambtenaar J. Bootsma die adviseert dit niet te doen. Dit omdat volgens een in 1970 aangenomen wet de burger kan vragen om water zonder toegevoegd fluor. Uiteindelijk word het advies van de ambtenaar gevolgd en bespaart dat heel veel rompslomp met een tweede leidingnet of flessen water die afgehaald moeten worden tegen meerkosten. In een later stadium wordt de ozon methode toegepast tegen micro-organismen. Na al deze perikelen volgen de fusies die zouden leiden tot betaalbaar kwalitatief goed en onthard water ingezet door de provincie in 1971. Uiteindelijk zit Zwijndrecht en deel van H-I-Ambacht daar nu nog op te wachten. De waterleiding uit die  het Dordtse -ongeveer vanaf de plek waar Waterman de opera opgevoerd wordt- te water gelaten wordt, richting de plek van  molen Welgelegen waar ook op de naastgelegen werf de Nieuwlichters huisden,  om daar boven te komen en uiteindelijk het betere water waar  de Zwijndrechtenaren en Ambachtenaren al jaren naar snakken geleverd te krijgen. Water: een eeuwige kwalitatieve strijd voor, tegen op of onder, hoe dan ook: we kunnen niet zonder.

Cookies

Deze website gebruikt noodzakelijke cookies voor een correcte werking en analytische cookies (geanonimiseerd) om de statistieken van de website bij te houden. Marketing cookies zijn nodig voor laden van externe content, zoals YouTube-video's of widgets van Sociale Media. Zie ons cookiebeleid voor meer informatie, of om je instellingen later aan te passen.